Hoofdstuk 1 : dimensie twee
Hipparchus
legt uit hoe twee getallen genoeg zijn om de positie van een plaats op
een sfeer te bepalen.
Hij legt ook uit hoe de stereografische projectie werkt: hoe kunnen we
de Aarde tekenen?
Hipparchus is de eerste held
van
ons verhaal. Hij zegt dat hij de ontdekker is van de aardrijkskunde en
de sterrenkunde, maar dat moeten we niet te serieus opnemen! Wie kan op
zoiets prat gaan?
Hebben reizigers niet altijd hun tochten beschreven, en hebben herders
niet altijd de sterren bewonderd? Het komt maar heel weinig voor dat
een individu een wetenschap kan creëren... Maar ere
wie ere toekomt, Hipparchus is een van de grote geleerden van de
Oudheid.
Over het leven van Hipparchus weten we maar
weinig. Hij werd geboren rond 190 v.C., en
stierf rond 120 v.C.. Voor een korte
beschrijving kan men dit artikel consulteren, of
deze site voor een uitgebreide
biografie. Onze
geleerde is alleszins een van de allereerste die een sterrencatalogus heeft opgesteld, en de
posities van de sterren op het uitspansel heeft vastgelegd met
een verbazende precisie.
De gemeenschap van astronomen heeft hem hulde gebracht door een krater
op de Maan naar hem te noemen. Het is in die krater dat Kuifje met zijn
gezelschap landt in het album Mannen
op de Maan.
|
|
|
De tweede rol in dit hoofdstuk wordt gespeeld
door Ptolemaeus.
Hij leefde drie eeuwen na Hipparchus, tussen 85 en 135 n.C.. Als grote
astronoom en aardrijkskundige heeft hij zich laten inspireren door het
werk van Hipparchus, maar de geschiedkundigen verschillen van mening
over het belang van deze invloed..
Is Ptolemaeus louter iemand die het werk van Hipparchus heeft
voortgezet? Moeilijke vraag die we aan de specialisten overlaten.
Voor een biografie van Ptolemaeus kan U hier kijken, of deze deze site voor een meer
gedetailleerde analyse; Stel U gerust, ook Ptolemaeus heeft zijn krater
op de Maan!
|
2. Lengtegraad en breedtegraad
Wat leren we van Hipparchus en Ptolemaeus in dit
eerste hoofdstuk? ?
Het begrip dat we vandaag een coordinatensysteem noemen.
|
De Aarde is rond. Men weet dat al heel lang, en
lang voor men de aarde rond gereisd heeft hebben slimme Grieken al een
manier gevonden om de omtrek van de Aarde redelijk nauwkeurig te
berekenen
(zie bijvoorbeeld deze pagina ).
De Aarde draait één toer per
dag rond een as die twee punten verbindt die we de noord- en zuidpool noemen.
Ze draait ook nog één toer per jaar om de Zon,
maar noch Hipparchus, noch Ptolemaeus wisten dat, want ze dachten dat
de Zon om de Aarde draait... We hebben moeten wachten op
Copernicus, in de zestiende eeuw, om te beginnen inzien dat
het wel degelijk de Aarde is die om de Zon draait.
Het bepalen van de juiste vorm van de Aarde heeft veel langer geduurd, en
het is slechts in de laatste tientallen jaren dat men de afmetingen tot
op de centimeter kan meten ! De vorm van de Aarde wijkt niet veel af
van een sfeer: ze is wel wat afgeplat aan de polen, maar de straal aan
de polen
(6.356 km) en de straal op de evenaar
(6.378 km) verschillen niet veel. Bekijk deze
pagina (in het Engels) om er meer over te weten.
|
|
Hipparchus nodigt ons uit om de aarde als een
perfecte
sfeer te beschouwen, en legt ons dan de basisbegrippen van sferische
meetkunde uit.
Een sfeer
is per definitie de verzameling van de punten die op een zelfde afstand
liggen van een punt dat men het middenpunt
noemt. Een sfeer is dus een holle bol. Een rechte door het middenpunt
ontmoet de sfeer in twee punten;
het is een symmetrie as voor de sfeer. Als men een dergelijke rechte
kiest, kan men die beschouwen als de rotatie as van de Aarde, en de
twee snijpunten zijn dan de noordpool en zuidpool.
|
|
Een vlak door het middenpunt van een sfeer ontmoet
de sfeer volgens een cirkel die men een grote cirkel noemt,
en die de sfeer in twee hemisferen
verdeelt.
In het speciale geval dat het vlak loodrecht staat op de gekozen as
spreekt men van het vlak van de evenaar, en de hemisferen noemt men
australisch (ten zuiden), en borealisch (ten noorden). Als de as in het
vlak ligt snijdt het vlak de sfeer volgens een grote cirkel die door de
twee polen gaat. Een dergelijke cirkel bestaat uit twee halve cirkels
die de polen met elkaar verbinden : men noemt dit meridianen. Elk punt op de Aarde,
behalve de twee polen, ligt op één enkele
meridiaan. Aangezien we aannemen dat de Aarde een sfeer is zijn alle
meridianen even lang : de afstand die men moet afleggen om van pool
naar pool te reizen (ongeveer 20.000 km)
Tussen al de meridianen is er
één die als oorsprong dient: het is diegene die
door het observatorium van Greenwich in Engeland loopt, maar men had
net zo goed een andere kunnen kiezen. (zo hadden de Fransen
waarschijnlijk graag gehad dat men de meridiaan door Parijs gekozen
had!)
De andere meridianen zijn bepaald door een hoek ( in het rood in de
illustratie hieronder) die men de lengtegraad
noemt. In de aardrijkskunde wordt deze hoek traditioneel uitgedrukt
tussen 0 en 180 graden ten westen en ten oosten van de meridiaan van
Greenwich.
Klik op het
beeld links voor een film.
|
Vlakken loodrecht op de as snijden de sfeer
volgens cirkels die men breedtecirkels of parallelen
noemt.
Men noemt ze zo omdat ze mekaar niet snijden, zoals evenwijdige
lijnen...Hoe dichter bij de polen, hoe kleiner de breedtecirkels. De
evenaar is een speciale breedtecirkel, halfweg tussen de polen, en het
is de langste. De andere liggen ten noorden of ten zuiden van de
evenaar, en worden beschreven door een hoek (in het groen op de
illustratie rechts) : het is de breedtegraad.
Elk punt op de Aarde, behalve de polen, ligt op
het snijpunt van een lengtecirkel en een breedtecirkel, en men kan er
dus een lengtegraad en breedtegraad aan toekennen:
dit zijn de geografische coordinaten van het punt. Omgekeerd kan men
het punt terugvinden als men de lengtegraad en de breedtgraad kent..
Belangrijk om te onthouden is dat men twee getallen nodig heeft om
een punt op de Aarde te beschrijven,
en het is daarom dat men zegt dat het oppervlak van de Aarde dimensie 2
heeft. Voor een wiskundige is een oppervlak altijd een
voorwerp met dimensie 2: dit kan de oppervlakte van de Aarde
zijn,
maar ook het vlak van een tafel, of het oppervlak van een rugbybal.
|
|
Klik op het beeld voor een
film |
Langs de andere kant leven wij slechts bij
benadering op
het oppervlak van de Aarde. Soms nemen we wel eens het vliegtuig...Op
dat ogenblik volstaan de twee getallen niet meer om onze positie juist
te bepalen. We moeten nog weten op welke hoogte we ons bevinden. Om een
punt in de ruimte te bepalen zijn er dus drie getallen nodig, en men
zegt dat de ruimte dimensie 3 heeft. We komen daar later nog op terug.
|
3. Projecties
In het tweede deel van dit hoofdstuk legt
Hipparchus ons een van de grote ideeën uit de wiskunde uit: projecties.
De Aarde is rond, maar we willen ze graag tekenen op een vlak, op een
blad
papier dat kan dienen als kaart in een atlas.
|
|
Er bestaan veel manieren om de Aarde in kaart te
brengen. Het algemeen principe is om een zone op de Aarde te kiezen, en
aan elk punt p van die zone een
punt F(p)
in het vlak te associëren. Zo heeft men dan de zone in kwestie
weergegeven op het vlak. De keuze van de representatiefunctie F
is de kunst van de cartograaf die probeert de een of de andere
karakteristiek te bevoordelen. De ideale kaart zou isometrisch zijn:
daarop zou men de afstand tussen twee punten p,q
kunnen meten door de afstand te meten van hun representaties F(p)
en F(q) in het vlak.
Spijtig genoeg bestaan er zo geen ideale kaarten, en men moet
compromissen sluiten. Sommige kaarten proberen bijvoorbeeld de
oppervlakte getrouw weer te geven.. De cartografie is een fascinerend
onderwerp met een lange geschiedenis, die dikwijls parallel liep aan
die van de wiskunde. Er is in het recente verleden nog grote
vooruitgang in geboekt, dank zij steeds nauwkeuriger metingen, en dank
zij de informatica. Hier zijn bijvoorbeeld twee sites
die kunnen dienen als vertrekpunt om er meer over te leren.
|
De kaart die Hipparchus ons voorstelt heeft een
geleerde naam : de stereografische
projectie.
We moeten er wel bij zeggen dat ze in de atlassen van vandaag niet veel
voorkomt, behalve als het gaat over kaarten van de zones rond noord- of
zuidpool. Doorheen de film zullen we nochtans zien dat deze projectie
wiskundig zeer interessant is, en zeer praktisch voor wat wij willen
tonen.
|
De definitie is zeer eenvoudig. Men beschouwt het
raakvlak P aan de
Aarde op de zuidpool. Voor elk punt p
van de sfeer behalve de noordpool kan men de rechte pn
trekken die p verbindt met de
noordpool. Deze rechte onmoet het vlak P
in een ander punt F(p).
De stereografische projectie is dus een voorstelling van de sfeer,
zonder de noordpool, op het vlak P.
Wie deze projectie heeft uitgevonden is
ook een moeilijk
historisch debat. Sommigen zeggen dat het Hipparchus was, anderen
zeggen Ptolemaeus, en nog anderen zeggen dat het wel degelijk
Hipparchus was, maar dat hij er de eigenschappen niet van kende.
|
|
Deze projectie heeft drie belangrijke
eigenschappen, die sterk met mekaar verweven zijn.
De eerste, die uitgebreid geïllustreerd
wordt in de film, is dat de
projectie van een cirkel op de sfeer een cirkel in het vlak is.
Als U het geduld hebt om te wachten tot het laatste hoofdstuk, zal U
begrijpen waarom.
|
|
Om dat goed te tonen laat Hipparchus de Aarde
rollen
over een vlak dat raakt aan de zuidpool. Door dat te doen is het niet
meer de eigenlijke zuidpool die in contact is met het vlak, en
gebeurt de projectie niet meer vanaf de eigenlijke noordpool, maar wel
altijd vanaf het "hoogste" punt ten opzichte van het raakvlak door het
"laagste"
punt. Deze rotatie is natuurlijk louter hypothetisch, maar geeft wel
mooie projecties.
Klik
voor het beeld links voor een film.
De tweede,
niet geïllustreerd in de film, is dat de projectie de hoeken
respecteert. De hoek tussen twee curves op de sfeer die
mekaar
snijden is gelijk aan de hoek tussen de projecties van de
curves op het vlak. Op het beeld links ziet men dat
de projecties van lengte- en breedtelijnen zich snijden onder een
rechte hoek, net zoals op de sfeer. Deze eigenschap is zeer praktisch
voor een navigator die zijn koers bepaalt: de hoeken die hij meet vindt
hij exact terug op zijn kaart.
|
De derde
is dat de projectie "haar best doet" om afstanden te
respecteren, al slaagt ze daar niet volledig in. We nemen een
punt p
op de sfeer en beschouwen een zeer kleine zone R
rond p.
De stereografische projectie transformeert de zone R
in een zone F(R) rond het punt F(p).
Hoe kleiner R is, hoe beter F
de vorm van R zal
respecteren. Dit wil het volgende zeggen: er
bestaat een constante k,
die men de schaal van de kaart in R
kan noemen, zodat, als q1
en q2
twee punten zijn van R, de
verhouding van de afstanden tussen q1
en q2
(op de sfeer) en F(q1)
en F(q2) op
het vlak bijna gelijk is aan k.
Wat betekent hier "bijna"? Dat die verhouding dichter bij k
ligt naarmate R
kleiner wordt. Men kan dit op een precieze wiskundige manier
formuleren, maar het betekent dat de kaart de vormen zal respecteren
van kleine zones. Men zegt daarom dat ze conform
is. Het is de belangrijkste eigenschap van de stereografische
projectie: ze is bijna perfect voor een gebruiker die ze enkel gebruikt
voor de buurt rond hem!
|
|
Na deze eerste reis onthouden we de les van
Hipparchus: de sfeer
heeft dimensie 2 want men heeft twee getallen nodig, lengtegraad en
breedtegraad, om een punt te beschrijven, en het is handig
om de sfeer voor te stellen op een vlak met de stereografische
projectie.
Dat alles zal zeer nuttig zijn om de derde, en daarna de vierde
dimensie te exploreren!
|
|