Dimensions
日本語 / русский / 简 体中文 / 繁 體中文 / Português / Español / Français / English / العربية

Hoofdstukken 7 en 8 : De vezeling 

Wiskundige Heinz Hopf beschrijft zijn "vezeling". Dank zij complexe getallen kan hij prachtige groepen cirkels tekenen in de ruimte..

Naar hoofdstuk 5 Naar hoofdstuk 9

1. Heinz Hopf en de topologie

De topologie is de wetenschap die vervormingen bestudeert. Bijvoorbeeld de tas en de binnenband hier rechts zijn natuurlijk twee verschillende voorwerpen, maar men kan overgaan van het ene naar het andere door een continue vervorming die geen enkele scheur doet ontstaan: de wiskundige zegt dat de tas en de binnenband homeomorf zijn (zelfde vorm) ). En een topoloog, dat is iemand die het verschil niet kent tussen een tas koffie en een doughnut!

Ook hier heeft de theorie er zeer lang over gedaan om het statuut te krijgen van een autonome discipline, met haar eigen problematiek, en originele methodes die dikwijls kwalitatief van aard zijn. Er waren prestigieuze voorlopers (zoals Euler, Riemann, Listing of Tait), maar men beschouwt toch Henri Poincaré als de grondlegger van de topologie (die hij analysis situs noemde).

Heinz Hopf (1894-1971), onze presentator, is een van de merkwaardigste voortzetters van de theorie in de eerste helft van de twintigste eeuw.

mt1 mt
mt2
mt3 mt4
mt5

2. De sfeer S3 in C2

We hebben gezien dat de sfeer S3 met straal 1 in de ruimte van dimensie 4 de verzameling is van punten is die op afstand 1 liggen van de oorsprong. Als we vier reële coordinaten x1,y1,x2,y2 nemen in deze ruimte, dan is de vergelijking voor deze sfeer:

x12 + y12 + x22 + y22= 1.

Maar men kan (x1,y1) ook beschouwen als een complex getal z1 = x1+i y1 en (x2,y2) als een complex getal z2 = x2+i y2 , en de sfeer S3 kan dan beschouwd worden als de verzameling van de koppels complexe getallen (z1,z2) zodanig dat

|z1|2 + |z2|2 = 1.

Anders gezegd, de sfeer S3 kan beschouwd worden als de eenheidssfeer in het vlak van complexe dimensie 2. Men kan de sfeer S3 dus voorstellen als een cirkel in het vlak, maar dit is enkel een symbolische voorstelling want het is een complex vlak, en elk van zijn coordinaten z1 en z2 is een complex getal. De as z2=0 bijvoorbeeld is een complexe rechte, dus een reëel vlak, en die as ontmoet de sfeer S3 op de verzameling van punten (z1,0) zodanig dat |z1|2 = 1, wat een S1 cirkel is. Hetzelfde is waar voor de as z1=0 maar ook voor alle rechten die door de oorsprong gaan, en waarvan de vergelijking z2= a.z1 is, met a een complex getal. Elk complex getal a definieert dus een complexe rechte z2= a.z1 die de sfeer S3 snijdt op een cirkel. We hebben dus een cirkel in S3 voor elk complex getal a. De as z1=0 heeft zo geen vergelijking, maar men kan zeggen dat dit overeenkomt met het geval waar a oneindig groot is (de helling van de verticale as is oneindig).

De sfeer S3 is dus gevuld met cirkels, één voor elk punt van S2, dus voor elk complex getal a (dat oneindig mag zijn). Twee van die cirkels, dus voor twee verschillende waarden van a, komen niet met elkaar in contact. Men noemt de ontbinding van de sfeer van dimensie 3 in cirkels de vezeling van Hopf.

Klik op het beeld voor een film.

Als X en Y twee verzamelingen zijn dan is een functie f van X naar Y, dikwijls genoteerd als f : X →  Y, een regel die toelaat om aan elk punt x van X een punt f(x) van Y te associëren.
De functie van Hopf f : S3S2 associeert (z1,z2) van S3 aan het punt z2/z1 van S2.

Dit verdient twee verklaringen:

Vooreerst, een punt van S3 is een punt van het vlak van complexe dimensie 2 en kan beschreven worden door zijn complexe coordinaten (z1,z2)

Verder hebben we gezien dat men de sfeer S2 bekomt als men via de stereografische projectie een punt op oneindig toevoegt aan het vlak. Het complex getal z2/z1 is enkel gedefiniëerd als z1 niet gelijk is aan nul, maar als dat wel het geval is zegt men dat z2/z1 het punt op oneindig is.

De verzameling punten van S3 waarvan het beeld door f het punt a is noemt men de vezel  boven a. Deze verzameling punten is in dit geval een cirkel in S3.  Het verband met de vorige uitleg is dat voor alle punten van een rechte z2= a.z1 het zo is dat z2/z1 constant is (want de verhouding is natuurlijk gelijk aan a !).

3. De vezeling

In de film zien we eerst de "vezeling" van dichtbij. Voor elke a hebben we een cirkel in S3. Hoe kunnen we die zien? We gebruiken natuurlijk opnieuw de stereografische projectie! De sfeer S3 wordt geprojecteerd op de ruimte van dimensie 3 die raakt aan de pool die diametraal tegenover de projectiepool staat. Die projectie is een cirkel die U kan bewonderen (herinner U de hagedissen!). Het kan natuurlijk gebeuren dat de cirkel van S3 door de projectiepool gaat, zodat de geprojecteerde cirkel een rechte wordt. (dus een cirkel door een punt op oneindig).


De vezeling wordt verder geïllustreerd :

Eerst toont men één enkele cirkel van Hopf die geassocieerd is aan een waarde van a. Dit punt a verplaatst zich op de sfeer S2 (herinner U, de complexe rechte plus een punt op oneindig) en men ziet de cirkel die zich verplaatst in de ruimte, en die nu en dan een rechte wordt als a door het punt op oneindig gaat.

Daarna toont men twee cirkels van Hopf, geassocieerd met twee waarden van a. Onderaan het scherm ziet men die twee punten a die zich verplaatsen, en men ziet tegelijk de bijbehorende cirkels. Men merkt nu op dat de twee cirkels verbonden zijn als twee schakels van een ketting. Men kan ze niet scheiden zonder ze te breken.

Daarna zien we drie cirkels, met drie waarden van a, die een choreografie opvoeren...

Klik op het beeld voor een film.

Tenslotte toont men veel cirkels van Hopf tegelijkertijd. Men neemt willekeurige waarden voor a en men tekent de bijbehorende cirkels. Zo kan men "zien" dat de ruimte opgevuld wordt met cirkels, en dat die cirkels niet met mekaar in contact zijn. Maar men begrijpt ook beter waar het woord "vezeling" vandaan komt: de cirkels zijn gerangschikt zoals de vezels van een weefsel, en plaatselijk zijn ze mooi gerangschikt zoals een pak spaghetti. Dit concept van vezeling, waarvan de functie van Hopf het prototype is, staat centraal in de topologie en in de wiskundige fysica. Sommige vezelingen zijn heel wat ingewikkelder, maar het is nuttig om aan de hand van dit historisch voorbeeld er een klare kijk op te hebben!

Een vlak beschouwen als een complexe rechte is nuttig, maar de ruimte van dimensie 4 beschouwen als een vlak van complexe dimensie 2 is nog nuttiger!

4. De vezeling ... vervolg

Zie in de film: Hoofdstuk 8 : Vezeling, vervolg.

Om de vezeling van Hopf f : S3S2 beter te begrijpen kan men kijken naar een breedtelijn p in S2 en zien wat het inverse beeld is van p door f, dus de verzameling punten van S3 waarvan het beeld door f in p ligt. Het inverse beeld van elk punt van S2 (elke vezel) is een cirkel van Hopf. Het invers beeld van p is daarom een familie cirkels : een cirkel voor elk punt van p.  Dit is dus een oppervlak in S3 en de film toont zoals gewoonlijk de stereografische projectie ervan in de ruimte van dimensie 3.

Als de breedtecirkel dicht bij een pool van S2 ligt, en dus een zeer kleine cirkel is, dan is het invers beeld van p een oppervlak dat dichtbij de vezel ligt boven die pool. Als de breedtecirkel zich van de pool verwijderd, en dus groter wordt, de evenaar overschrijdt en daarna terug kleiner wordt, dan wordt het bijbehorende oppervlak steeds groter, om, voorbij de evenaar, terug kleiner te worden, en voor een breedtecirkel nabij de andere pool opnieuw vlakbij de vezel van die pool te liggen. Deze oppervlakken zijn tori in S3 maar daar we ze zien via een stereografische projectie zien ze er veel groter uit naarmate ze dichter bij de projectiepool op de sfeer S3 liggen. 

Klik op het beeld voor een film.

Een rotatie torus is het oppervlak dat verkregen wordt door een cirkel te laten draaien rond een as die in het vlak van de cirkel ligt. Een punt van een torus heeft twee angulaire coordinaten: één om de plaats op de cirkel te beschrijven, en één voor de draaihoek van de cirkel. Er is een analogie met de lengtegraad en breedtegraad. Wezens die op een torus wonen, en dus niet op een sfeer zoals wij, zouden ook de lengtecirkels en de breedtecirkels uitgevonden hebben.

Topologen noemen een oppervlak dat "homeomorf" is aan een rotatietorus, zoals een koffietas, ook dikwijls een "torus"!  Als ze het specifiek hebben over een torus die men bekomt door een cirkel te laten draaien, dan spreken ze van een rotatietorus.

Op een rotatietorus ziet men duidelijk twee families van cirkels: breedtecirkels (in het rood) en lengtecirkels (in het blauw). Het is nu iets moeilijker om de breedtecirkels te onderscheiden van de lengtecirkels. Bij een sfeer was dat gemakkelijk: al de lengtecirkels gaan door de polen, maar op een rotatietorus zijn er geen polen!  Men komt overeen ( maar dat is maar een conventie) om de blauwe cirkels lengtecirkels te noemen omdat ze in vlakken liggen die door de symmetrie as gaan, en de rode cirkels breedtecirkels, omdat ze in vlakken liggen die loodrecht staan op die as.

Een klein wonder van de meetkunde maakt dat men op een dergelijke torus nog veel meer cirkels kan tekenen. In dit hoofdstuk wordt uitgelegd hoe dat kan.

We nemen opnieuw de formule die de Hopf vezeling beschrijft. In complexe coordinaten stuurt ze (z1,z2) op een punt a dat beschouwd wordt als een punt van S2. Als we een breedtecirkel p kiezen in S2, dan leggen we de module van een complex getal vast, zodat het invers beeld van een breedtecirkel beschreven wordt door een vergelijking van de vorm:

|z2/z1| = constante.
.

Laten we bijvoorbeeld 1 kiezen voor deze constante, zodat z1 en z2 dezelfde module hebben. Maar laat ons niet vergeten dat

|z1|2 + |z2|2 = 1,

zodat de modules van z1 en van z2 beide gelijk zijn aan √2/2. Het invers beeld van deze breedtecirkel bestaat dus uit de paren (z1,z2) waarbij z1 en z2 willekeurig gekozen worden op een cirkel gecentreerd in de oorsprong, en met straal √2/2. Het oppervlak dat het invers beeld is van een breedtecirkel kan dus beschreven worden door twee parameters die beide hoeken zijn. Zoals we in de film kunnen zien is dat dus een torus. Als we z constant houden, dan krijgen we een cirkel in S3 , en als z2 constant houden krijgen we een andere cirkel, maar in dimensie 4 is het nogal moeilijk te zeggen welke van de twee een lengtecirkel, en welke een breedtecirkel is.

Als we dan die torus stereografisch projecteren vanaf de noordpool (met coordinaten (0,1)) in de ruimte van dimensie 3, dan is het niet moeilijk om vast te stellen dat de projectie van die torus niet alleen homeomorf is aan een torus, maar dat het wel degelijk een rotatietorus is. Rond welke rotatieas? Eenvoudigweg rond de cirkel van Hopf die door de noordpool gaat, en de projectie daarvan is een rechte! Zo zien we dus hoe een rotatietorus kan beschouwd worden als het inverse beeld van een breedtecirkel van S2 door de functie van Hopf.

Een gevolg van die interpretatie is nog: voor elk punt op de breedtecirkel ligt de bijbehorende cirkel van Hopf op de rotatietorus. Zo vinden we dus bijkomende cirkels op de rotatietorus.

Ziehier enkele formules. We beschouwen dus de rotatietorus die we bekomen door

|z1| = √2/2 ; |z2| = √2/2

te projecteren vanaf de noordpool (0,1).

Dan bekijken we de functies die (z1,z2) naar (ω.z1,z2) sturen, waarbij ω de cirkel beschrijft van de complexe getallen met module gelijk aan 1. Daarbij veranderen de modules van z1 en van z2 niet, zodat (ω.z1,z2) ook op S3 ligt.
Door die functies veranderen ook punten van de vorm (0,z2). niet. We spreken met andere woorden over rotaties in de ruimte van dimensie 4 "rond" de complexe rechte met vergelijking z1=0. Deze rechte gaat door de projectiepool (0,1), en de sterografische projectie daarvan is dus geen cirkel, maar een rechte. Via stereografische projectie definieren deze functies, die afhangen van de parameter ω niets anders dan rotaties van onze ruimte rond een rechte. Die transformaties wijzigen de rotatietorus niet zodat de rechte 
z1=0 overeenkomt met de rotatieas van de torus! 

Bijgevolg is de breedtecirkel door (z1,z2) de verzameling van punten van de vorm (ω.z1, z2) waarbij ω de cirkel beschrijft van complexe getallen met module gelijk aan 1. Men ziet dan ook dat de lengtecirkel door (z1,z2) de verzameling punten is van de vorm (z1, ω.z2).

De cirkel van Hopf door (z1,z2) is de verzameling punten van de vorm (ω.z1, ω.z1) (noteer dat, als men z1 en z2 vermenigvuldigt met ωz2/z1 niet verandert, zodat al die punten hetzelfde beeld hebben door f : ze liggen op dezelfde vezel). Nu we op de goede weg zijn: door elk punt (z1,z2) kan men ook de "symmetrische" cirkel beschouwen van de punten van de vorm (ω.z1, ω-1.z2) en dat geeft ons een vierde cirkel op de rotatietorus.

Zo hebben we aangetoond dat door elk punt op een rotatietorus vier cirkels gaan: een lengtecirkel, een breedtecirkel, een cirkel van Hopf, en een symmetrische cirkel van Hopf.

In feite was dat al lang gekend. Men spreekt gewoonlijk over de cirkels van Villarceau, naar de naam van een wiskundige uit de negentiende eeuw. Maar zoals de lezer al zal begrepen hebben, het komt niet veel voor in de wiskunde dat een stelling te danken is aan diegene wiens naam ze draagt, zeker als het ganse proces van uitvinding/assimilatie lang en complex is. Een trap in het museum van de kathedraal van Straatsburg, die dateert uit de zestiende eeuw, toont tenandere dat men niet op Villarceau gewacht heeft om cirkels uit te snijden op een torus.

In het tweede deel van dit hoofdstuk tonen we de cirkels van Villarceau op een manier die niet afhangt van de Hopf vezeling. Men neemt een rotatietorus, men snijdt met een bitangent vlak, en stelt vast dat op de snede twee cirkels liggen.

Hoe dit bewijzen? Men kan vergelijkingen opschrijven, en berekenen..Dat is mogelijk, (zie hier) maar verduidelijkt de zaak niet echt. De algebraische meetkunde laat echter toe om dit op een grandioze manier te bewijzen, bijna zonder berekeningen. Men moet daarvoor het concept van "cyclische punten" gebruiken. Dit zijn punten die niet alleen op oneindig liggen, maar ook imaginair zijn! U ziet het, de verbeelding staat voor niets! Een bewijs voor de stelling van Villarceau volgens dit soort ideeên vindt U hier.

Ee oppervlak in de ruimte van dimensie 3 kan beschouwd worden als een oppervlak van S3 door een punt op oneindig toe te voegen. Aangezien S3 de eenheidssfeer is in de ruimte van dimensie 4 kan men rotaties van die sfeer doen in dimensie vier, en dan opnieuw stereografisch projecteren naar de ruimte van dimensie 3! Men bekomt zo een ander oppervlak dat lijkt op het vorige, maar toch verschillend is! Als men vertrekt van een rotatietorus dan vormt men zo oppervlakken die gekend zijn als de cycliden van Dupin , en die uitgebreid bestudeerd zijn in de negentiende eeuw. Aangezien de stereografische projectie cirkels die niet door de projectiepool gaan projecteert als cirkels, zullen ook op de cycliden vier cirkels door elk punt gaan, want men vertrekt van cirkels op een rotatietorus.

Als men een rotatietorus in de ruimte van dimensie 3 neemt als stereografische projectie van een oppervlak in S3, en men laat dat oppervlak draaien in de ruimte van dimensie 4, dan ziet men in de film een cyclide van Dupin die vervormt, en op een zeker ogenblik, als ze door de projectiepool gaat, oneindig groot wordt en dan terugkomt naar de begintoestand. Hierbij zijn echter de lengtecirkels getransformeerd in breedtecirkels, en vice versa en de torus is binnenste buiten gedraaid!

Klik op het beeld voor een film.

De meetkunde van cirkels in de ruimte is prachtig. Ze draagt soms de naam van anallagmatische meetkunde, en daar valt veel over te vertellen, en er is veel te tonen!

5. Hopf en de homotopie

Om te eindigen enkele opmerkingen over de drijfveren van Hopf, waarover in de film spijtig genoeg niet gesproken wordt.

In topologie werkt men dikwijls met het geval waarin X en Y topologische ruimten zijn. Daarvan geven we hier de definitie niet, maar X en Y kunnen bijvoorbeeld de sferen van dimensie n en p zijn. Tot hiertoe hebben we enkel gesproken over de sferen van dimensie 0, 1, 2 en 3 maar U kan zich wel indenken dat het verhaal daar niet ophoudt....Het zou natuurlijk niet erg interessant zijn om gelijk welke functie te bestuderen, en men concentreert zich op continue functies, functies waarbij het punt f(x) niet veel verandert als x niet veel verandert. Zo is bijvoorbeeld de functie die aan een reëel getal x het getal +1 associeert als x niet gelijk is aan nul, en -1 als x wel nul is, niet continu want die functie "springt" als men door nul gaat. De functie die aan elk getal x zijn kwadraat x2 associeert is wel continu: als een getal een klein beetje verandert, dan verandert het kwadraat ook een klein beetje. Een van de fundamentele problemen in de topologie is dus het begrijpen van de continue functies tussen topologische ruimten, bijvoorbeeld tussen sferen.

In feite is de topoloog niet zo veeleisend; hij probeert homotopieën te begrijpen. Weer een moeilijk woord voor een simpel begrip! Stel dat we twee continue functies f0 en f1 hebben van de sfeer Sn naar de sfeer Sp. Men zegt dat f0 en f1 homotoop zijn als men de eerste zo kan vervormen dat men ze omzet in de tweede. Anders gezegd betekent dit dat er een familie van functies ft bestaat die afhangt van een parameter t die tussen 0 en 1 ligt. Men kan dan een elk punt x van Sn , en aan elk getal t tussen 0 en 1 een punt ft(x) associëren, waarbij ft een continue functie van x is, en t zo is dat men f0 heeft voor t=0, en f1 voor t=1.

Hier is een voorbeeld: een functie f: S1→ S2 is niets anders dan een gesloten curve die op een sfeer van dimensie 2 getekend is. De functie f0 is bijvoorbeeld diegene die alle punten x van S1 naar de noordpool stuurt : Dit is war men een constante functie noemt. De functie f1 kan dan bijvoorbeeld de functie zijn die de cirkel S1 naar de evenaar van S2stuurt. Zeggen dat twee functies homotoop zijn, is zeggen dat men de evenaar geleidelijk kan transformeren in de noordpool, en dat is wat we zien in de figuur rechts. Men stelt vast dat dit altijd het geval is: twee willekeurige functies van S1 naar S2 zijn altijd homotoop. De topoloog zegt dat alle curves op de sfeer S2 homotoop zijn aan constante curves, of nog dat S2 enkelvoudig samenhangend is. Het zou ook niet moeilijk zijn om er zich an te overtuigen dat hetzelfde waar is voor al de sferen Sp, voor alle dimensies groter of gelijk aan twee.


Een functie tussen S1 en S1 bestaat erin om elk punt van een cirkel te transformeren in een ander punt van die cirkel. Een dergelijke functie heeft een graad : het is het aantal toeren dat ze maakt. De constante functie draait helemaal niet, en heeft graad 0. De identieke functie die elk punt naar zichzelf stuurt maakt 1 toer en heeft graad 1. De functie die elk complex getal met module 1 naar zijn kwadraat stuurt verdubbelt het argument. Als men dus eenmaal de cirkel rondgaat, dan gaat het kwadraat twee keer rond: de graad is 2. Als men een functie vervormt, dan verandert daarmee de graad niet ( en dat is niet evident!), zodat er functies bestaan van S1 naar S1 die niet homotoop zijn aan constante functies...Het is wat moeilijker om in te zien dat twee functies van dezelfde graad homotoop zijn.

Wat met functies tussen S2 en S2? Dit is analoog aan het geval S1 naar S1: men kan hier ook een graad bepalen, maar het gaat niet meer over "toeren tellen": men moet nu tellen hoe dikwijls het beeld van f de sfeer "bedekt", en dat is niet gemakkelijk te bepalen. Het eenvoudigste voorbeeld is de identiteit: de functie die elk punt naar zichzelf stuurt: deze heeft graad 1. Men kan vermoeden dat het niet mogelijk is om de identiteitsfunctie van de sfeer S2 te vervormen om ze constant te maken zonder de sfeer te scheuren, maar het bewijs daarvoor lag niet voor de hand!

De verassing kwam in 1931 toen Heinz Hopf aantoonde dat sommige functies van S3 naar S2 niet continu vervormd kunnen worden naar constante functies. Zijn voorbeeld is natuurlijk de Hopf vezeling die we juist gezien hebben, en dat is een zeer belangrijk object geworden, niet alleen voor de wiskunde, maar ook voor de fysica.

Het feit dat vezels verbonden zijn zoals de schakels van een ketting brengt met zich mee dat de functie van Hopf f: S3S2 niet kan vervormd worden naar een constante functie, en dit vergt meer uitleg dan er hier plaats voor is! Zie dit boek voor een volledige, maar moeilijke uitleg, of zelfs het originele artikel van Hopf voor een bewijs en veel meer details..

Wat weet men over de functies tussen Sn en Sp met willekeurige waarden voor n en p? Men weet daarover heel veel, maar nog lang niet alles: de "homotopie klassen tussen sferen" blijven nog grotendeels een mysterie!

Deze "vezeling van Hopf" is maar één van de bijdragen van Heinz Hopf. Hij heeft de wiskunde van de twintigste eeuw grondig beïnvloed.

Naar hoofdstuk 5 Naar hoofdstuk 9